Erik Fosnes Hansen

foto YouTube

Erik Fosnes Hansen (1965) groeide op in het Oslose stadsdeel Grorud, en was op jonge leeftijd literair geïnteresseerd. Hij is recensent, journalist en restaurantrecensent (voor de krant VG). In die laatste functie heeft hij zich niet alleen vrienden gemaakt:

Dagens Næringsliv, 31.03.2011

Restaurants komen in opstand tegen de recensenten van VG. Erik Fosnes Hansen en André Blomberg zijn privé noch professioneel welkom in een reeks toprestaurants.

Samen met Jostein Gaarder heeft Erik Fosnes Hansen een belangrijke rol gespeeld in de toenemende internationale belangstelling voor de Noorse literatuur sinds de jaren 90 van de vorige eeuw. Een veelschrijver is hij (met vijf romans over een periode van 30 jaar) niet. Fosnes Hansen schrijft riksmål en de ouderwets aandoende vormen passen goed bij zijn romans, die, hoewel geen historische romans in de echte zin van het woord, toch allemaal in het verleden gesitueerd zijn.

Zijn debuutroman Falketårnet**** (1985) (Nederlandse vertaling: De valkentoren (1987)) was een literaire sensatie, niet alleen omwille van de jonge leeftijd van de auteur en zijn onmiskenbaar talent, maar ook omdat het een breuk betekende met de sociaal-realistische en geëngageerde tendensen die tot dan toe al twintig jaar de hoofdstroming binnen de Noorse literatuur uitmaakten.

Centraal in Erik Fosnes Hansens debuutroman staat de bijna veertienjarige Wolfgang. Van zijn vader, ridder Henrik, die op kruistocht is (we bevinden ons in het jaar 1229) heeft hij al lange tijd niets meer vernomen; zijn moeder is kort na het vertrek van haar gemaal overleden. Op zijn veertiende zal Wolfgang meerderjarig worden; tot op dat ogenblik leeft hij op het Zuid-Duitse slot Falkenburg (in de Nederlandse vertaling tot “Valkenstein” herdoopt) onder de voogdij van zijn oom Fredrik.

Wolfgang is introvert:

als ik bang ben, is er maar één ding erger dan de duisternis, en dat zijn alle mensen. (vertaling Inge Marsman)

In de noordertoren van het slot heeft hij een heel innige band opgebouwd met zijn vier afgerichte valken.

En dan beginnen geruchten over hem de ronde te doen, “uskyldige røverhistorier” (“sterke” verhalen dus) op het eerste gezicht, maar uiteindelijk verworden ze tot “gebeurtenissen” die het omgekeerde illustreren van wat sterrenwichelaar Michael Scotus beweert wanneer hij zegt

de mensen verschillen in zoverre van de dieren dat ze zich tot op zekere hoogte van hun eigen lot kunnen bevrijden, terwijl de dieren het weerloos volgen. (vertaling Inge Marsman)

In zijn inleiding zegt Fosnes Hansen dat de historische achtergrond niet centraal staat in het boek:

De werkelijke handeling had net zo goed op een andere plek en in een andere tijd geplaatst kunnen worden. (vertaling Inge Marsman)

maar de “duistere” middeleeuwen vormen natuurlijk een ideaal kader voor dit donkere, half-symbolische verhaal over hebzucht, aberrante seksuele praktijken, religieus fanatisme, massahysterie en … liefde.

De roman balanceert op de grens van het irreële, en net dat wekt verbazing. Want de debutant is maar twintig. Kennis van de historische achtergrond kan via lectuur verworven worden, maar de jonge auteur beheerst de kunst om de lezer naar een periode uit het verleden terug te voeren. Het allegorische element is de hele roman door herkenbaar, zonder dat dit ook maar iets afdoet aan het leesplezier. Fantastisch. En veelbelovend. (Erna Moen, Kritikkjournalen 1985/3)

En de roman is een blijver: meer dan 25 jaar na zijn publicaties was hij in mei 2011 nog “boek van de maand” van de Deichmanske bibliotek in Oslo:

Wolfgangs verhaal is geen opwekkende literatuur, maar terzelfder tijd bijzonder beeldrijk en fascinerend. […] Het is […] het contact, de stille en sterke taal tussen mens en valk, die de roman speciaal en bijzonder lezenswaard maakt. En daarnaast blijft men zitten met een slecht en gezond gevoel in de maag dat Wolfgangs geniale anders-zijn (zoals zo vaak elders) niet verdragen wordt door de mensen rond hem.

schreef Ingela Nøding toen.

Wolfgangs verhaal is geen opwekkende literatuur, maar terzelfder tijd bijzonder beeldrijk en fascinerend. […] Het is […] het contact, de stille en sterke taal tussen mens en valk, die de roman speciaal en bijzonder lezenswaard maakt. En daarnaast blijft men zitten met een slecht en gezond gevoel in de maag dat Wolfgangs geniale anders-zijn (zoals zo vaak elders) niet verdragen wordt door de mensen rond hem.

schreef Ingela Nøding toen.

Nederlandse cover
advertentie

Hansen is veel meer dan zo maar een debutant!

Schildert zielenroerselen met verbluffend inzicht […] Het veelbelovendste debuut sinds lang.

“Falketårnet” is een opzienbarend literair debuut […] Een werkstuk dat respect afdwingt.


Acht jaar voor de kaskraker “Titanic” schreef Erik Fosnes Hansen “zijn” verhaal over de scheepsramp. Zoveel parallellen tussen de technisch superieure film met een nogal naïef zwart-wit verhaal en Salme ved reisens slutt**** (1990) (Nederlandse vertaling: Koraal aan het einde van de reis) zijn er echter niet. Toch duiken de hoofdfiguren uit Hansens boek ook enkele seconden in de film op: wanneer de Titanic op het punt staat om in de golven te verdwijnen speelt het scheepsorkest nog altijd verder. Eén van de muzikanten wil ermee ophouden met het argument “ze luisteren toch niet meer”, waarop de kapelmeester antwoordt: “dat hebben ze nog nooit gedaan”.

Dat scheepsorkest staat centraal in Salme ved reisens slutt, waarbij er echter dadelijk op gewezen moet worden dat de figuren die Fosnes Hansen ten tonele voert niet de “historische” muzikanten zijn:

Ik moet er misschien op wijzen dat de musici die in deze roman zijn beschreven, niet identiek zijn aan de echte Titanic-musici […] dit is een roman, geen geschiedenisboek. (vertaling Kim Snoeijng en Paula Stevens)

Met z’n zevenen zijn ze, de muzikanten. Over twee van hen krijgt de lezer praktisch niets te horen, van de andere vijf worden wat men met een anglicisme “de formatieve jaren” zou kunnen noemen, uitvoerig behandeld. De reis van de Titanic fungeert dan als een soort kapstok waaraan deze verhalen opgehangen worden.

Wat voor de passagiers van de Titanic geldt, geldt ook voor de leden van het orkest: hun achtergronden zijn erg verschillend. Kapelmeester Jason Cowards vader was een idealistische arts; Jason zelf werd in een strenge public school opgevoed. Eerste viool Alexander Bjezhnikov moest in Sint-Petersburg instaan voor de opvoeding van zijn jongere broer. Pianist “Spot” Hauptmann is van Duitse landadel. Tweede viool David Bleierstem (veruit de jongste van het gezelschap) is een Weense jood en bassist Petronius Witts vader was slager in een klein Italiaans dorpje.

Met uitzondering van Bjezhnikovs in briefvorm gepresenteerde “verhaal”, worden de verhalen in de derde persoon verteld. Het is echter geen objectieve derde persoon. De lezer ziet als het ware alles via de ogen van de op zijn leven terugblikkende – een procedé dat in de romantheorie gewoonlijk als “personele” verteltechniek aangeduid wordt.

De onderliggende gedachte is steeds dezelfde: net zoals de Titanic heeft ook de mens zijn eigen lot niet in handen: ofwel wordt hij door de omstandigheden in zijn aspiraties gedwarsboomd, ofwel spelen zijn eigen tekortkomingen hem parten. Ook in Salme ved reisens slutt schuwt Fosnes Hansen de symboliek niet, zoals bijvoorbeeld in de episode uit Jason Cowards verhaal waar een hond zoveel mogelijk ratten moet doodbijten en dan plots met een (finaal toch nutteloze) oppositie geconfronteerd wordt. Ook bij het poppentheater uit Petronius Witts verhaal is de dubbele bodem nooit veraf.

Erik Fosnes Hansen weet hoe een verhaal boeiend gebracht moet worden en ook zijn karakterevocaties en typeringen zijn erg overtuigend. Bovendien is er ook aandacht voor milieu en tijdsgeest, wat de roman een panoramische allure en historische breedte geeft.

In zijn recensie (De Morgen, 05.01.1996) citeert Herman Jacobs de Deense auteur Peter Høeg die Salme ved reisens slutt

een grote klassieke vertelling over groei en ervaring, over vriendschap en liefde, over ontwikkeling en ondergang […] een uiterst modern portret van de schoonheid en de zelfvernietiging van de Europese cultuur

noemt. Zelf voegt hij eraan toe

je zou het ook een kunstenaarsroman kunnen noemen. Of een negentiende-eeuwse psychologische roman in het hedendaags vertaald. Of een retrospektieve oefening in multikulturaliteit. Of een ode aan het vertellen zelf […] Knap bij dit alles is dat Fosnes Hansen niet terugschrikt voor passages die bij een minder gewetensvol schrijver zouden ontaarden in onverteerbare kitsch

Fernand Auwera (Leesidee 1995) schrijft dat Fosnes Hansen

geen kans onbenut [laat] om zijn verhalen uit de anekdotiek te halen, aan alles een universele betekenis te geven, en dat komt wel eens gezwollen en pretentieus over […] Daar staat tegenover dat er geen onzin wordt verteld. De auteur weet zeer raak mensen te typeren, een sfeer op te roepen, gevoelens te ontleden, heel terloops een aardig idee in het verhaal te verwerken. Niettegenstaande die romantische en opgepompte teneur beschrijft hij de ramp zelf heel koel, haast een technisch rapport. Eigenlijk dus een boek met evenveel kwaliteiten als redenen tot ergernis, maar zelfs wat me ergerde heb ik geboeid gelezen.

Nederlandse cover

Erik Fosnes Hansen, Koraal aan het einde van de reis, vertaald door Kim Snoeijing en Paula Stevens, Amsterdam (Prometheus), 1995   ISBN 978-90-5333-369-3


Dat Erik Fosnes Hansen een verteller van verhalen is, bleek al in Salme ved reisens slutt  en zijn volgende roman, Beretninger om beskyttelse ****½ (1998) (Nederlandse vertaling: De dagelijkse redding van de wereld) bevestigt dat nog een keer. Deze keer zijn er vier verhalen, waarbij het eerste als een soort “inleider” op de drie die volgen fungeert. De van huis weggelopen tiener Lea trekt er in bij haar bejaarde, excentrieke en schatrijke oudoom Bolt, die in onmin met de rest van zijn familie leeft en zich o. a. bezighoudt met de bijenteelt. Na zijn dood ontdekt Lea met welk ander merkwaardig onderzoek hij zich nog bezighield:

Het gaat met andere woorden over onwaarschijnlijke toevalligheden. Het gaat over “eigenaardige dingen”. Over schijnbaar betekenisvolle overeenkomsten die geen causale – oorzakelijke – samenhang vertonen. (vertaling Lucy Pijttersen, Kim Snoeijing en Annelies de Vroom).

[…]

een universeel principe […] dat tegen de kansberekeningen ingaat, een principe dat zich op dat moment in het leven van een individu openbaart, zonder waarschuwing vooraf dat er merkwaardige en onwaarschijnlijke toevalligheden kunnen plaatsvinden. (vertaling Lucy Pijttersen, Kim Snoeijing en Annelies de Vroom).

Toevalligheden spelen een belangrijke rol in de andere drie verhalen. Het eerste ervan is gesitueerd op een onherbergzaam eilandje voor de Zweedse kust helemaal aan het einde van de negentiende eeuw. Vuurtorenwachter Kalle Jacobsson wordt er na de mislukte redding van een vastgelopen schip geconfronteerd met een moreel dilemma.

Het derde verhaal speelt zich af in het renaissance-Italië van het einde van de vijftiende eeuw. De uit Firenze gevluchte rijke bankierszoon Lorenzo del Vetro geraakt geïntrigeerd door een altaarstuk dat wonderen lijkt te verrichten.

Het laatste verhaal combineert twee plaatsen en twee tijdsniveaus: enerzijds het Verre Oosten in de jaren vijftig van de vorige eeuw, anderzijds Noorwegen kort voor de Tweede Wereldoorlog. Een ingenieur wordt op wonderlijke wijze uit een mijn gered, maar daarna is er blijkbaar iets gebeurd dat hem van zijn geluk beroofd heeft…

Fosnes Hansen bedient zich van een heerlijk ouderwetse verteller die zich conform de geplogenheden duidelijk aan de lezer manifesteert:

Maar wij moeten verder, we moeten ons verhaal niet uit het oog verliezen, we moeten vooral Fiorello niet uit het oog verliezen, nu hij met zijn onbegrijpelijke opdracht onderweg is; maar waar is hij, na al deze maanden? Wat is er met hem gebeurd? We zweven over de velden, door het landschap, naar Toscane met voorjaarsgroene toppen en kleine stadjes, over de witte weg, langs krijgstonelen en legerafdelingen, maar waar is Fiorello? We vinden hem wel, als we maar iemand vinden met wie we kunnen meegaan, want dit is een gevaarlijk gebied, het is beter dat iemand met ons meegaat die op ons kan passen. (vertaling Lucy Pijttersen, Kim Snoeijing en Annelies de Vroom).

en ook knipogen uitdeelt, zoals wanneer hij de (fictieve) renaissanceschilder Enzo de Castelnuovo het kubisme laat voorspellen:

“Luister, geëerde heren. De schilder zet zijn modellen in posituren volgens verborgen geometrische patronen, driehoeken, rechthoeken, cirkels, waar het motief in past, met de gedachte dat zelfs de schoonheid en harmonie van de abstracte, geometrische patronen vorm moeten krijgen door middel van het zichtbare beeld waarvoor hij de grenzen definieert. Maar als men nu eens alleen de driehoeken zou schilderen? Als men de dame links zou laten liggen en in plaats daarvan alleen de driehoek en de andere vormen waarvan ze is gemaakt, zichtbaar zou maken?  Die dag komt wellicht, dat de schoonheid zelve in een driehoek kan worden uitgedrukt.”  (vertaling Lucy Pijttersen, Kim Snoeijing en Annelies de Vroom)

Die duidelijk “zichtbare” verteller etaleert graag zijn kennis, of het nu gaat over bijenteelt, faralogie (de geschiedenis van de vuurtorens) of schildertechniek. Niet iedereen houdt overigens van die verteller en zijn taal. Erick Bjerck Hagen (Vinduet, december 1998) ergert zich in zijn opvallend negatieve recensie (geen goede roman, en het is verbazend dat hij überhaupt als serieuze literatuur behandeld wordt) vooral aan de stijl van Beretninger om beskyttelse:

De tekst heeft een breed aangelegde compositie, geen slechte vorm, en af en toe een bepaalde narratieve schwung, maar dat alles is maar van minimaal belang zolang hij geschreven is in een taal die een totaal gebrek aan autoriteit en stijl etaleert, en die er niet in slaagt om zijn romanfiguren en ideeën levend te maken.

en neemt in de daaropvolgende paragrafen een aantal citaten onder de loep. Voor hem illustreren de erg lovende kritieken die de roman kreeg dat men

in Noorwegen wordt er niet langer een onderscheid gemaakt tussen fictie en literatuur, en worden John Irving en Gunnar Staalesen op één lijn gesteld met Raymond Carver en Dag Solstad.

Ter contrast een (kort) citaat uit de bespreking van Jens Andersen (Dagbladet, 22.10.1998) die het over een

een geniale vondst van een roman

heeft:

Werd er sinds Knut Hamsun en Karen Blixen een betere Scandinavische roman geschreven […] Het is geen zwaar boek –  de hemel verhoede het! – maar een ongelooflijk schrander boek, doorspekt met elegante bon mots

Overigens: een alleswetende verteller hoeft niet alles te vertellen; hij kan ook naar hartenlust suggereren. Dat doet hij bijvoorbeeld als het gaat om Josefa, de dochter van de al vermelde vuurtorenwachter Jacobsson. En dan duikt natuurlijk de neiging op tot wat Karl van den Broeck (De Morgen, 15.03.2000, titel: “Zeldzame eruditie en vakmanschap: Erik Fosnes Hansen, een smid van het grote werk”) “apofenie” noemt;

de obsessieve neiging om overal verbanden en betekenissen te zien in fenomenen die niets met elkaar te maken hebben

Laat dit echter niet aan uw hart komen en lees Beretninger om beskyttelse, zoals van den Broeck (Metro, 02.03.2000) het formuleert

als een voldragen episch werk over Grote Thema’s, dat uitgesproken literaire kwaliteiten heeft.

De roman eindigt overigens met de zin

Hier eindigt het eerste deel van DE DAGELIJKSE REDDING VAN DE WERELD (vertaling Lucy Pijttersen, Kim Snoeijing en Annelies de Vroom).

Een tweede deel is er echter, meer dan twintig jaar na het verschijnen van het eerste, nog altijd niet verschenen…

Nederlandse cover
Engelse uitgave

Erik Fosnes Hansen, De dagelijkse redding van de wereld, vertaald door Lucy Pijttersen, Kim Snoeijing en Annelies de Vroom, Amsterdam (Prometheus), 2000   ISBN 978-90-5333-814-8


Wel verscheen in 2006 de mooie roman Løvekvinnen**** (Nederlandse vertaling: Het leeuwmeisje). In tegenstelling met Salme ved reisens slutt en Beretninger om beskyttelse is dit een roman met slechts één verhaal. Gemeenschappelijk voor Fosnes Hansens vier romans is wel dat ze allemaal in het verleden gesitueerd zijn, wat Ingrid Brekke (Aftenposten, 25.10.2006) de volgende opmerking ontlokte:

ik moet me er wel over verwonderen dat een relatief jonge en bekwame auteur er opnieuw voor kiest om zo retrospectief te schrijven.

Ze geeft overigens wel toe dat

zijn grote en enthousiaste schare lezers mag opnieuw een boeiende en heerlijke leeservaring verwachten.

hans store og entusiastiske leserskare kan […] se frem til en oppslukende og deilig leseropplevelse.

Op 13 december 1912 bevalt Ruth Arctander, de jonge vrouw van de al wat oudere stationschef Gustav Arctander van een dochtertje dat Eva gedoopt zal worden. Zelf overleeft ze de bevalling niet. Met het baby’tje is er iets merkwaardigs aan de hand:

Ze had op haar hele lichaam haar, lang goudwit, zijdezacht haar, bijna als van een langharige poes, alleen nog zachter en fijner. De haren bedekten alle delen van haar lichaam, armen en benen, rug en buik. Ook haar gezicht was bedekt met een dichte vacht. Alleen de ogen waren vrij, net als de handpalmen en voetzolen. (vertaling Kim Snoeijing en Lucy Pijttersen)

Aanvankelijk denkt de lokale dokter Levin nog dat het om een tijdelijk fenomeen gaat, maar dat blijkt ijdele hoop. De vader wil aanvankelijk niets van het kind weten:

Dat is verdorie een … boskat. Weg ermee. (vertaling Kim Snoeijing en Lucy Pijttersen)

en dus “verblijft” het een tijdje in het huis van apotheker Bergerson en diens vrouw.

Na verloop van tijd ontfermt Gustav Arctander zich toch over Eva – hij is een erg plichtsbewuste man – en vindt hij ook een kindermeisje voor haar.

Løvekvinnen is het verhaal van Eva tot ze ongeveer zestien wordt. Het vertelperspectief is merkwaardig: een derde persoon, maar het wordt al snel duidelijk dat Eva zelf aan het woord is. Later in de roman komen zelfs een aantal passages in de ik-vorm voor.

Een erg leuk leven heeft Eva niet. De eerste jaren van haar leven wordt ze afgeschermd van de buitenwereld op haar kamer in het stationsgebouw gehouden, met een vader die

doodsbang […] was dat er ook maar de geringste kans bestond dat de mensen me konden zien (vertaling Kim Snoeijing en Lucy Pijttersen)

Maar wanneer ze toch naar de lagere school moet laten de gevolgen zich raden.

Voor de wetenschap is ze een interessant studieobject en niets meer dan dat. De houding van de geleerden verschilt eigenlijk nauwelijks van die van de directeur van een rondreizende freakshow die het stadje waar Eva woont aandoet (niet zonder bijbedoelingen overigens) of die van een klasgenoot die op haar speciaal-zijn kickt.

Haar “status” wordt ook pijnlijk geïllustreerd door de toevallige ontmoetingen met een ander studieobject”,

de hagedissenmens

Andrej Bòr, en met Eva Grjothornet.

Bòr vertelt haar dat

De schönheid […]  van binnen [komt] (vertaling Kim Snoeijing en Lucy Pijttersen)

— voor mensen die in hetzelfde schuitje zitten tenminste.

Eva Grjothornet is dan weer erg mooi maar ook erg cynisch.

Eva zelf komt uit de roman naar voren als een meer dan middelmatig intelligente en (op latere leeftijd) behoorlijk erudiete vrouw met een eigen wil; heel erg menselijk, zoals bijvoorbeeld wanneer ze ervaart dat

amare et sapere vix deo conceditur

zelfs een god vindt het moeilijk op hetzelfde moment lief te hebben en verstandig te zijn (vertaling Kim Snoeijing en Lucy Pijttersen)

en door wraakgevoelens gedreven wordt.

Voor Løvekvinnen kreeg Fosnes Hansen voor de tweede maal de Bokhandlerpris (de eerste keer was voor Beretninger om beskyttelse) In zijn uitgebreide dankwoord (waarin hij ook zijn keuze verdedigt om de roman in het verleden te situeren) zegt hij over Løvekvinnen o.a. het volgende:

Løvekvinnen is vooral een roman over een kind dat anders is. Nu ben ik van oordeel dat ieder kind anders is, maar sommigen zijn meer anders dan anderen. Eva draagt haar anders-zijn als een zichtbaar attribuut; het is een anders-zijn dat iedereen kan zien. Haar innerlijke andersheid, die ziet niet iedereen – beter zo misschien, want in haar gedachten staat ze niet altijd even vriendelijk tegenover de mensheid; ze heeft dienaangaande een aantal boosaardige en pittige commentaren in huis. Wat niemand ziet is wat ze gemeen heeft met andere mensen.Voelt ze zich anders? Ongetwijfeld. Ze wordt er door alle anderen, hoorbaar en zichtbaar, op gewezen. Maar vindt ze zich ook normaal, helemaal hetzelfde, wil ze helemaal hetzelfde zijn? Ongetwijfeld. Want ze is, zoals alle andere mensen, haar eigen maatstaf.

En hoe gaat het dan verder met Eva na het open einde met nog een illustratie van de menselijke ongevoeligheid? De roman bevat wat vage allusies zoals

Op latere momenten in het leven, telkens wanneer iemand of iets mij uit duisternis van lugubere situaties tilde en ergens anders in onderbracht, iets wat lichter en mooier was  (vertaling Kim Snoeijing en Lucy Pijttersen)

maar de proloog geeft “in hindsight” de duidelijkste aanwijzing en als die correct is (zoals o.a. gesuggereerd wordt door de Latijnse citaten waar nogal kwistig mee omgesprongen wordt) dan heeft in ieder geval “professor” Joachim zijn woord gehouden…

Tijd voor enige lyrische ontboezemingen:

Erik Fosnes Hansen schrijft bedwelmend mooi over de diepste menselijke eenzaamheid en over het vermogen om te overleven en te leven, om een weg te vinden in het landschap voor diegene die helemaal op zijn eentje een verkenner moet zijn […] Fosnes Hansen lezen is een onvoorwaardelijk genoegen, zowel nu als vroeger. Zijn taal stroomt als een rustige rivier, hij heeft een inzicht en een taalschwung waarin het voor de lezer fijn vertoeven is.  (Anne Stokke, Gudbrandsdølen Dagningen, 19.12.2006)

Zowel qua taalgebruik als qua verteltechniek functioneert de roman uitmuntend. De wat ouderwetse taal en woordkeuze passen perfect bij de inhoud, en de tussen koel vertellen en het persoonlijke ik-standpunt wisselende invalshoek maakt deze merkwaardige levensgeschiedenis tot een grandioze leeservaring. Onderhoudend, aangrijpend en met diep doorzicht. (Finn Stenstad, Tønsberg Blad, 01.12.2006)

De roman is geschreven met het soort uitwendige trefzekerheid en inwendige soepele volharding die je terugvindt in klassieke romans uit voorbije eeuwen. Vanaf het allereerste begin is het dus een roman die zichzelf voortdurend verandert en vernieuwt. […] de stem van de verteller wisselt tussen eerste en derde persoon, de toon is nu weer teder, dan weer schamper, wordt dan weer abstract en filosofisch, de hoofdstukken kunnen heel kort zijn (een paar regels maar), maar ook erg lang. Bovendien biedt de roman plaats aan en wordt hij verteld via Bijbelverhalen, wetenschappelijke artikelen, mythologische vertellingen, brieven, dagboeken, gedichten, liederen, posters – en een handboek over telegrafie. Deze verscheidenheid belet evenwel niet dat de lezer achterblijft met het gevoel te maken te hebben met een overweldigend direct en lineair verhaal, een verhaal dat ons vanaf het ogenblik dat Eva geboren wordt in zijn greep houdt en ons meesleept via het gebruik van de allerbeste traditionele en onconventionele verteltechnieken.[…] Hoe Eva leert te leven met en overeind te blijven onder het onophoudelijke en vaak brutale onderzoekende gestaar is op zichzelf al voldoende om de interesse de hele roman lang gaande te houden. (boktips.no; nawoord van Diane Setterfield bij de nieuwe uitgave van 2016)

filmaffiche
still uit de film (Norwegian Film Collection 2019-2020 User Guide)

Løvekvinnen werd in 2016 verfilmd in een regie van Vibeke Idsøe. (zie trailer hier)

De filmrecensenten waren niet onverdeeld positief in hun oordeel. Zo vond Mode Steinkjer (Dagsavisen, 21.08.2016) dat

Løvekvinnen een te zware en respectvolle verfilming van een fantastisch verhaal

was.

en voor Aksel Kielland (Dagbladet, 22.08.2016) is de

geforceerde esthetiek […] nooit verleidelijk genoeg om op te kunnen wegen tegen de eendimensionale karakters en de aarzelende, uit losse episodes bestaande voortgang.

Erik Fosnes Hansen zelf was wel erg positief over de verfilming:

“Ik heb gehoord dat er schrijvers zijn die huilden van woede en frustratie na het zien van de verfilming van hun boeken. Ik geef toe dat ik ook gehuild heb na het bekijken van de film, maar het waren tranen van vreugde”

[…]

De auteur was erg onder de indruk van de manier waarop Vibeke Idsøe zijn roman op het witte doek overgebracht heeft: “Het was net zoals ik het voor me zag toen ik vele jaren geleden de roman aan mijn keukentafel schreef. Het belangrijkste voor mij was dat het menselijke aspect duidelijk naar voren kwam. De relatie tussen de stationschef en zijn ‘rare’ dochter. Het is een verhaal over hun liefde, en dergelijke verhalen gaan vaak over ongelukkige liefde.” (Bergensmagasinet, 13.09.2016)

De kritiek op de film ervoer hij als

Heel onrechtvaardig. Misschien houden filmrecensenten meer van stille, grijze films dan van verhalen op grote schermen zoals “Løvekvinnen”. Maar het publiek heeft tranen in de ogen wanneer het de bioscoop verlaat. Ze lachen en huilen, ervaren een register aan emoties. Critici hebben recht op een eigen mening. Maar het is erg jammer wanneer slechte kritiek mensen ervan weerhoudt om een film te zien die hen diep zou raken. Rolf Lassgård is fantastisch in de hoofdrol. “Løvekvinnen” gaat niet alleen over anders zijn. Het is ook een verhaal over vader zijn. Het raakt het publiek midscheeps. (Dagsavisen, 02.09.2016)

Noorse uitgave
Nederlandse cover

Erik Fosnes Hansen, Het leeuwmeisje, vertaald door Kim Snoeijing en Lucy Pijttersen, Breda (De Geus), 2008   ISBN 978-90-445-1115-4


In 2016 verscheen Et hummerliv.

Sedgewick (roepnaam: “Sedd”) woont in het Fåvnesheim Høyfjellshotell, dat door zijn grootouders uitgebaat wordt. Over zijn ouders weet hij lange tijd zo goed als niets, want noch zijn grootvader Zacchariassen (een man met op sociaal gebied conservatieve opvattingen) noch zijn uit Oostenrijk afkomstige grootmoeder Elisabeth (“Sisi”) is geneigd over hen te praten. Over zijn vader komt hij naar verloop van tijd toch wat te weten via de lokale huisdokter, zodat zijn on-Noorse, ietwat bruine huidskleur niet langer een raadsel voor hem is. Het lot van zijn moeder blijft wel helemaal in nevelen gehuld: ze is “door de tijd ingepikt”. In het hotel is er een kamer die altijd gesloten blijft en Sedd zoekt stiekem maar tevergeefs in de receptie naar de sleutel in de hoop in die kamer meer te vinden over de verdwijning van zijn moeder:

Het was mogelijk dat de sleutel waarnaar ik zocht, waarnaar ik koortsachtig op zoek was zoals in een eeuwigdurend resultaatloos patiencespel, zich eigenlijk op een heel andere plaats bevond, bijvoorbeeld in een lade of een kast, of in een commode of een kistje, ergens in het hotel, en die lade, die kast, die commode of dat kistje was op zijn beurt gesloten met een andere sleutel, die helemaal geen Yalesleutel was, maar een van de vele andere sleutels die zich ook bevond (of erger nog: die zich niet bevond) aan een van de sleutelringen of sleutelbossen waar ik aan kon, maar die ik nog niet geprobeerd had omdat ze niet courant waren.

Et hummerliv speelt zich af begin jaren 1980, toen Kåre Willoch minister president van Noorwegen was, een tijd waarin het niet zo goed met de Noorse hotelbranche ging omdat steeds meer Noren ervoor kozen om in de zomer naar “het vermaledijde Zuiden” te trekken:

Daar lig je, groot hotel, bijna leeg zoals een slapende draak in de herfstschemering. In het huis van onze grootvader zijn er vele kamers, maar weinige daarvan zijn bezet en nog minder geboekt.

Sedd zelf moet toen ergens rond de twintig geweest zijn en de stijl die hij gebruikt om, zoals hij zelf zegt, zijn herinneringen op te schrijven, komt soms nogal schools over:

Filatelie is een leuke en nuttige en stimulerende hobby die je veel kennis kan bijbrengen over bijvoorbeeld dierenleven en astronomie, ruimtevaart en technologische ontwikkelingen, dingen die vaak op postzegels getoond worden. En als je ook postzegels verzamelt die al wat ouder zijn, kun je veel bijleren over aardrijkskunde en geschiedenis.

“Sloom” noemt de twaalfjarige, vroegrijpe dochter van de nieuwe bankdirecteur hem. Fosnes Hansen zegt zelf (Dagsavisen, 02.09.2016) over zijn centrale figuur:

Sedd is een zonderling. Een erg naïeve jonge kerel. Hij weet veel, maar het is kennis die grotendeels compleet irrelevant is voor de situatie waarin hij zich bevindt

Het is dan ook niet zo verwonderlijk dat hij (in tegenstelling tot de lezer) niet doorheeft dat zijn grootvader weigert om de situatie waarin het hotel zich bevindt onder ogen te zien. Sedd koestert alleen een vage vrees dat zijn grootvader (lichtjes) seniel aan het worden is.

Wanneer het finaal helemaal misloopt, lijkt het hem alsof het noodlot plots toeslaat, net zoals dat het geval was voor “Erling Skakke”, de “gehandicapte” kreeft, die lange tijd onbezorgd in het aquarium van het hotel mocht blijven rondscharrelen, tot hij er uiteindelijk onverwacht uitgehaald en in het kokende water gegooid werd.

En dus blijft de toon in Et hummerliv lange tijd tamelijk lichtvoetig en niet van humor gespeend, zoals wanneer het gaat over de staking bij Vinmonopolet:

Ik heb gehoord, begon ik, dat Willoch geheelonthouder is.

Ze keken me verschrikt aan aan.

Willoch?

Geheelonthouder? Maar hij is toch geen socialist.

In het al vermelde interview zegt Fosnes Hansen daar zelf over:

Ik wou iets nieuws proberen, grappiger en lichter schrijven. Ervoor zorgen dat mensen glimlachten en lachten tijdens de lectuur. Het me allemaal minder aantrekken.

Christian Mayer (Süddeutsche Zeitung, 26.09.2019) ziet qua inhoud en presentatie wel enige gelijkenissen met John Irvings bekende bestseller The Hotel New Hampshire.

Maar wanneer Zachariassen als laatste redmiddel het jaarfeest wil organiseren voor de leden van de NBF (iets waar zijn kok Jim – in vele opzichten Sedds toeverlaat – zich aanvankelijk heftig tegen verzet), wordt de toon donkerder en grand guignolachtig. Holger Heimann (Deutschlandfunk, 17.09.2019) heeft het in dat verband over een

alles mit sich reißenden Totentanz

Onder de recensenten was er grote enigheid. Et hummerliv is zeker geen slechte roman, schreven ze, maar

Et hummerliv zal niet de geschiedenis ingaan als Erik Fosnes Hansens belangrijkste werk. Maar de milde satire, het zoeken naar een eigen identiteit en het tijdscoloriet zorgen wel voor een onderhoudende roman (Anne Cathrine Straume, nrk.no.kultur, 07.09.2016)

Et hummerliv is een leuk, maar niet echt veeleisend verhaal […] Heel wat mensen zullen de roman entertainend en boeiend vinden. Maar deze lezer blijft enigszins ontgoocheld en niet helemaal voldaan achter. (Sindre Hovdenakk, VG, 02.09.2016)

Fosnes nieuwe roman houdt het midden tussen een onderhoudend en een realistisch verhaal. (Janneken Øverland, Klassekampen, 03.09.2016)

Aanvankelijk vond ik het boek nogal grappig en amuseerde ik me met Sedds geestige invallen en met het ietwat ouderwetse, plechtige taalgebruik. […] Na verloop van tijd werd ik de langdradigheid een beetje beu. Het laatste deel zit wel vol actie, maar toch blijft Et hummerliv een middelmatige roman (Anita Ness, artemisiasverden, 27.09.2016)

Et hummerliv is geen slechte roman, maar wel Erik Fosnes Hansens zwakste tot hiertoe. Hij werkt naar het onvermijdelijke toe en heeft geslaagde onderdelen, maar helaas moeten ook schrijvers zoals Erik Fosnes Hansen ook beoordeeld worden op de eigen, hoge maatstaven die ze zichzelf opleggen(Vidar Kvalshaug, Dagsavisen, 14.09.2016)

te tam en hoogdravend […] Erik Fosnes Hansens eerste roman in tien jaar is anders dan wat hij ervoor geschreven heeft, maar is niet meer dan een stap opzij. (Anne Merethe K. Prinos, Aftenposten, 03.09.2016)

Erg lovend was wel Sarah Death op de European literature network-website (17.08.2018)

an affectionate romp through the popular culture of the 1980s, with many well-observed retro details, set against a fading backdrop of 19th-century romantic nostalgia; but […] also a tragi-comic tale of an isolated childhood in which the main protagonists at times resemble the frustrated and increasingly unaffordable lobsters crawling round in the tank in Jim’s kitchen. Picture Wes Anderson’s Grand Budapest Hotel transplanted to the high Norwegian fells; imagine a story told with the same sort of elegiac, offbeat, filmic humour, and you will have some idea of the deliciousness awaiting you in Erik Fosnes Hansen’s novel.

Erik Fosnes Hansen, Et hummerliv, Oslo (Capellen Damm), 2016  ISBN 978-82-02-42503-6

Duitse vertaling
Franse vertaling
Engelse vertaling

Et hummerliv werd in het Duits vertaald, en kreeg daar over het algemeen positieve kritieken. Voor Christian Mayer (Süddeutsche Zeitung, 26.09.2019 is Erik Fosnes Hansen

ein warmherziger Erzähler mit einem Faible für Eigenbrötler

Gudrun Braunsperger (faustkultur.de, 25.10.2019) heeft het over

[ein] geniale[r] Erzähler [Fosnes Hansen, niet Sedd]

die

bis zuletzt den Bogen der Spannung aufrecht [hält], sodass alles möglich scheint und der Ausgang dieser Story völlig ungewiss bleibt.

Petra Schwartz (buecherrezensionen.org) noemt de roman

unterhaltsam, sprachlich gediegen und unaufgeregt voranschreitend […] Der Autor liebt alle seine Figuren gleichermaßen und würdigt jede, wie auch alle bedeutsamen Gegenstände, durch präzise Darstel­lungen, deren wohlige Wärme und leichte Melancholie sich auf den Leser übertragen.

en geeft 4 sterren (5 is het maximum)

Erik Fosnes Hansen, Ein Hummerleben, vertaald door Hinrich Schmidt-Henkel, Köln (Kiepenheuer & Witsch), 2019  ISBN 978-3-462-05007-3 

De roman werd ook in het Frans en het Engels vertaald:

“Une vie de homard” est […]un roman tout en nuances et en subtilités, agréable à lire, avec des personnages attachants, un brin d’humour – et sous la ‘carapace’ de l’intrigue, on ressent la sensibilité de l’auteur, et son empathie pour ce microcosme perdu dans les montagnes norvégiennes. (cornelia-online.blog, 08.04.2019)

Hansen, Erik Fosnes, Une vie de homard, traduit du norvégien par Hélène Hervieu, Paris (Gallimard), 2019   ISBN 978-2-07-273298-0

Hansen, Erik Fosnes, Lobster Life, translated by Janet Garton, London, Norvik Press, 2019      ISBN 978-1-909408-52-4

terug naar Home